Contract omtrent Wolfsbargen 29-1-1659.
Wij borgemaesteren ende raedt in Groningen betuigen met desen opene versegelde brieve, dat wij, gehoort hebbende het rapport onse heeren gecommittaerden te weeten de haeren borgemeester Johan Tjassent radesheeren H. Werumeus, Johan Julringhe en Arnoldt van Nijeveen met de rentemaaster G d' Mepsche, seeckere stede en vaste contract van inhuizinge hebben gemaeckt sulcx daende met desen met Berent ende Idske Feddens gebroederen ende Idske Fettiens voor haer ende haere nacomelingen ofte rechthebbenden over onse Stadtsveenen tot Wolfsbargen gelegen op conditien hiernae beschreven.
In den eersten sullende huirders leggen een nieuwe hooft griffe beginnende ten suijden aan het hooftdiep van de nieuwe Vriesche ofte Kijlscompagnie soo anno duijsent seshondert seven en veertich den achttienden Januarii aan Renske Abels met consortensis vergunt, dieselve hooftgriffe ofte diep vervolgen van Wolderhorne ofte Jan Fockens suijderwolte tot aan het veen van Oldenzeel en consorten, soodat sij van de hooftgriffe westwaert aen hondert sestich roeden ende de stadsmeijeren dan verners nae haer plaatsen de resterende hoogeveenen lang sterck hondert roeden ofte meer als daer is ende bevonden wort, sullen genieten.
Ende sullen zij, tegenwoordige huijrders in de huiringe ontfangen de stadtsveenen op 't oosten soo lang die kijll ofte geere dat toelaatet, soodanich hoofftdiep als sij daeraen bent gecoomen, sij alle jaren sullen moeten opleggen dertich roeden ten minsten bij poena van vijftich gulden ende dat sij ten westen van hetselve diep sullen hebben te gebruicken de lengte van een hondert en sestich roeden en ter breedte als de stadsveenen aldaer tusschen Wolderhorne ofte wijlen Johan Fockens ende voorn. Oldenzeels veenen sijn leggende. Welverstaende nochtans dat tot gerijf van onse meijeren tot Berge alvooren afgemeeten sal worden van tevesteinde alvooren, soo dieselve meijeren bij haer plaetsen sullen behouden en dese tegenwoordige huijrders de meerder lengte tusschen het nieuw te maecken diep ende voorschreven roeden mit gebruick genieten, tsij dat hetselve minder ofte meerder als hondertsestich roeden is bedragende.
In welcke veenen sijluijden boven het meergemelte hooftdiep sullen leggen ende maecken de behhoorlijcke wijcken elck achttien voeten wijt en op de diepte van het hooftdiep, verdeelende dieselve veertich roeden van malcanderen ende verveerdig ende ter lengte van dit verhuirde veen westwaert aen waerbij dan mede wel expresselijck is bedongen dat onse stadtsmeijeren tot Berge ofte elders voor sooveele de huirders aengaat sallen lijden het vrije medegebruick van dese wijcken als oock van het hooftdiep sullen genieten tot gerijf van haere plaetsen ende veenen, soo haest de wijcken in dit veen vollen comentlijck verweerdigt zijn ofte connen worden.
Waerbij is bedongen, dat sij, huijrders, de eerste ofte tweede wijck met het hooftdiep toegelijck oock vaerbaer sullen maecken ende dan de meijers gehouden zijn de opgelegde wijcke mede helpen schoonen ende onderhouden.
De huijrders sullen oock gehouden wesen soowel bij het diep als wijcken respectiwelijck onvergraven te laten leggen acht voeten sijn tot diep ofte wijcxwal ofte padt, daarentegens sij huirders in deselve veenen sullen genieten bijlanges het hooftdiep ten beijden zijden in de breete acht roeden vrij boven de achtvoetige wal, daer sij sulcx becoomen cunnen, de stadt blijvende onbesweert indien aen de oostzijt die voorschreven acht roeden niet can worden gelevert.
Ende ten wederzijden van de wijcken drie en een halve roeden, van de wijcxwallen af te meeten sonder van deselve vrije roetallen eenige vierde ofte seste turf an de stadt te betalen, maer soo haeste deselve vrije roeden vergraven zijn, van het resterende veen aan de stadt te betalen ofte laten volgen de vierde turff van de swarte en grimanck maer niet van de grauwe welcke statsturff de huijrders oock in clooten ofte ouijren sullen moeten setten ende de stadt laten genieten en oock redimeren.
Waervan soo dispuit quam, door twee onpartijdige mannen over die prijs sullen worden ontscheijden. Sij sullen voorts oock alle vergroeven dallen van de veenen mogen gebruicken op gelijcke conditien en articulen als daervan in den jare duijsent seshonder acht en twintich op de plaatsen van Sappemeer gemaeckt en in druck gepubliceert zijn; edoch mede nae geligenheit mogen hoogen,
Dat sij, huijrders, andere eerlijcke luijden tot haer in Compagnie sullen mogen inlaten deze veenen overdragen, verhandelen ofte verbuiten op onse consent ende approbatie binnen sjaers dat sulcx is geschiet, mits betalende de twintichste penninck van 't geane vercoft ofte buiten dese compagnie verbuitet wert, bij poena van te sullen wesen caduc.
Aldus gedaen gearresteert ende geapprobeert Groningen in curia in 't jaer ons Heeren duijsent seshondert negen en vijftich den negen en twintichsten Januarii doe Johan Tjassens, Johan Eck, Tobias Edekinghe ende Gerhardt ten Berge borgemeesteren waeren onser stadt. Ter ordonnantie der H. Heeren voorschr. L. Gockinga secret.
Op perkament, met het uithangend stadszegel in groen was.